Een mens leeft
Als de grillige takken
Van een woestijnboom bij zonsondergang
Taai maar met vele kronkels
Nooit meer ouder wordend
Eens de jeugd voorbij
Met de zon in de vingers
Kraakt hij, maar niet snel
Vermolmd en eenzaam
Standvastig hunkerend ook
Naar het weinige gras
Dat zijn wortels omringt
Maar bomen zijn niet flexibel
Ze gaan niet op de loop
De dieren laten hen met rust
Vinden er verkoeling
En worden niet opgejaagd
Ze zijn een haven in de droogte
Geen angstige jager
Geen berekende econoom
Noch zelfmoordpiloot
Want ze gedijen
Ze gedogen
En ze beschutten
© GdJ